Terug naar D-STAR EN XLX707 / 710 – WIKI

D-STAR basiskennis en -instellingen

Als nieuwkomer op het gebied van D-Star digitale communicatie is het belangrijk om te weten dat D-Star zich onderscheidt van b.v. analoge FM communicatie doordat gebruik wordt gemaakt van zowel radiotechniek, als internet-techniek.
Deze dienen beiden, afzonderlijk van elkaar, ingesteld te worden.
Voorafgaand aan het instellen van een D-Star radio dient men daarom de nodige hoeveelheid informatie te verkrijgen om de radio goed in te stellen en correct te kunnen gebruiken.

Het radiogedeelte van een D-Star zendontvanger is voor velen die al bekend zijn met analoge FM communicatie vaak het eenvoudigst in te stellen onderdeel.

  • Naam
  • Frequentie
  • Shift (Duplex)
  • Mode

Naast bovenstaande informatie dienen bovendien de internetgegevens van een station waarmee men verbinding wil maken ingesteld te worden.
Hierbij dient men rekening te houden met de gebruikte frequentieband.
D-Star onderscheidt de frequentieband middels een letter die toegevoegd wordt aan de callsign van het station waarmee men verbinding wil maken.

  • A = 23 cm
  • B = 70 cm
  • C = 2 mtr
  • G = gateway

De internetgegevens van een station dienen in de zendontvanger ingesteld te worden achter de onderstaande velden.

  • R(PT)1
  • R(PT)2
  • UR

UR is een veld waar men in kan stellen of de verbinding 1op1 is naar het tegenstation, of publiekelijk.
Voor 1op1 gebruik stelt men hier de callsign in van het tegenstation, voor publiekelijk gebruik zet men achter UR: CQCQCQ
Bij R(PT)1 dient de callsign van het tegenstation ingesteld te worden, samen met de letter van de gebruikte frequentieband.
Bij R(PT)2 dient de callsign van het tegenstation ingesteld te worden, samen met de letter G.
Als voorbeeld gebruiken we hier PI1UTR, deze repeater is operationeel in de 70cm Band.

De juiste instelling voor gebruik met PI1UTR ziet er dus als volgt uit:

Naam:PI1UTR
Frequentie438.075
Duplex-7,6
ModeDV
R(PT)1PI1UTR B
R(PT)2PI1UTR G
URCQCQCQ

Merk op dat R(PT)1 en R(PT)2 altijd dienen te bestaan uit 8 karakters!
Indien de callsign van het station waarmee men verbinding wil maken korter is dan 6 karakters, dient deze middels spaties aangevuld te worden.

LET OP:
Bovenstaande is ook van toepassing bij gebruik van een Pi-Star hotspot, met als uitzondering dat in de gebruikte transceiver de frequentie-shift (Duplex) op 0 (nul) ingesteld dient te worden.